In de zomer van 2024 vroeg Semper Floreat uw aandacht voor een historische foto uit 1940 van Hockeyclub Gymnasium Erasmianum. Op de foto stond een onbekend meisje met twee lange vlechten. Hetzelfde meisje stond op een klassenfoto van het Joods Lyceum Rotterdam. Oud-leerling Anne Schram Ouweneel vermoedde dat het kon gaan om het Erasmiaanse oorlogsslachtoffer Sonja de Jongh (1927-1943). Dat blijkt inderdaad zo te zijn. Van Sonja was nog geen enkele foto bekend. Anne Schram reconstrueerde haar leven.
Anne Schram Ouweneel
Sonja de Jongh is een van de 130 Erasmiaanse oorlogsslachtoffers. Elk jaar komt haar naam voorbij op de Erasmiaanse Dodenherdenking. Maar tot nu toe was het een lege naam. Een naam zonder verhaal. Letterlijk niets wisten we van Sonja de Jongh, behalve dat zij in 1927 was geboren in Monaco, dat zij in 1941 van school af moest omdat ze Joods was, en dat zij in 1943 stierf in Auschwitz, zestien jaar oud. Ook haar broer John overleefde de oorlog niet, evenmin als haar moeder Sophia. Haar vader, Hijman de Jongh, leek van de aardbodem verdwenen. Wie was Sonja de Jongh?
Het eerste aanknopingspunt vond ik in het dagboek van Esther van Vriesland. Esther, een vijftienjarig meisje uit Gorinchem, zat in het schooljaar 1941-1942 op het Joods Lyceum Rotterdam. Op vijf plaatsen in haar dagboek noemde zij een Sonja. “Sonja en Rita (…) waren tenminste niet zulke jongensgekken.” “Sera, Sonja en ik hebben een ijsco op.” “Sonja moest, omdat ze geen boek had naast Vickie gaan zitten en kreeg de laatste een kleur.” Dankzij Erasmiaan Arthur Trijbits wist ik dat ‘Rita’ Erasmiaan Rita Bosman was en ‘Vickie’ Erasmiaan Victor van Vriesland. De zoektocht naar ‘Sera’ was ingewikkelder, maar ook Sera kon worden achterhaald (zie dit krantenartikel over haar identificatie). Maar wie was Sonja?
Gelukkig vermeldde Esther één keer in haar dagboek Sonja’s achternaam. Op maandag 22 juni 1942 schreef Esther: “Sonja de J. was woensdag jarig.” Sonja de Jongh misschien? Was ‘onze’ Sonja jarig geweest op woensdag 17 juni? Nee, op dinsdag 16 juni. Maar het kon niet missen. En inderdaad: in het originele manuscript van Esthers dagboek staat Sonja’s achternaam voluit geschreven. Sonja had haar opleiding dus vervolgd aan het Joods Lyceum.
Toen begon het echte onderzoek. Het schoolarchief, het bevolkingsregister, Arolsen Archives, het NIOD, het NRK-archief. Slim zoeken op Delpher en Google met dubbele aanhalingstekens, blij zijn met elk snippertje informatie, verder zoeken op nieuwe vondsten, de diepte in, en dan nog dieper. Maar vooral: op zoek naar verwanten. Had Sonja’s vader de oorlog overleefd? Had hij kinderen uit een eventueel tweede huwelijk? Wisten zij misschien meer over Sonja? Het enige wat ik vond over haar vader Hijman de Jongh, was dat hij ten tijde van de echtscheiding van Sonja’s moeder dagbladschrijver was in Parijs. Was hij daarom niet te vinden? Omdat hij in Frankrijk woonde? Ik zocht contact met de formidabele Carla Berkhout-Blond. Kon zij in Franse archieven iets vinden over Hijman de Jongh? Met kerende post kwam Carla bij me terug. Hijman de Jongh was de damgrootmeester Herman de Jongh.

Inmiddels wist ik zeker dat het meisje met de vlechten Sonja de Jongh was. Dat zat zo. Het meisje met de vlechten was een Joods meisje dat eerst op het Erasmiaans had gezeten – zij stond immers op de hockeyfoto van 1940. Op het Joods lyceum zat ze in de derde klas – ze stond op de klassenfoto van Esther. En het was iemand van wie we nog geen foto hadden. Het moest dus óf Sonja de Jongh zijn, óf Annette Lena Fransman, een ander Erasmiaans oorlogsslachtoffer van wie we niets weten. Maar Annet was in 1941 bevorderd naar de tweede klas, niet naar de derde.
Mocht ik nog enige twijfel hebben gehad, dan verdween die bij het zien van foto’s van Herman de Jongh. Sonja leek sprekend op de damgrootmeester. Het hoge voorhoofd, de rechte wenkbrauwen, de lichte ogen, de geprononceerde jukbeenderen bij de oren.
Ik vond aangetrouwde familie van Herman de Jongh. Ook vond ik de kleindochter van Sonja’s neef. In twee huizen gingen kastjes, kistjes en dozen open. Foto’s en paperassen kwamen tevoorschijn. Ik vond familiegeheimen. Er kwamen vragen op. De vraag of Sonja wist dat de man van haar moeder haar opa was. De vraag of John haar broer of haar halfbroer was. De vraag of Sonja’s opa Sonja’s vader was. Er was overleg met familie. Er was openheid. Er was begrip. Er was berusting.
Ook waren er hartverscheurende ontdekkingen. Sonja, meisje van vijftien, was na het eerste Jodentransport vanuit Rotterdam vermoedelijk als enige van haar gezin achtergebleven in haar ouderlijk huis. Zij bezat niets meer dan wat ze aanhad: “Sonja de Jongh, Besitzt nur Leibwäsche und Damenkleidung”. Op de een of andere manier belandde ze in Amsterdam. Dan de ontdekking van haar paraaf in het Amsterdamse arrestantenregister. Het enige handschrift van Sonja dat bewaard is gebleven. Een grafoloog zou kunnen afstuderen op deze drie letters. Haar paraaf een schreeuw.
Ten slotte was er het CABR-archief. Volgens een notitie van een onbekende onderzoeker op Joods Monument zou Sonja’s naam voorkomen in twee inventarissen in het CABR-archief. In 2024 deed ik een aanvraag voor deze inventarissen. Wacht u tot 1 januari 2025, dan wordt het CABR-archief openbaar. Ik wachtte tot 1 januari. Het CABR-archief werd toch niet openbaar. Het CABR-archief werd een beetje openbaar. Het inzicht dat het wel eens storm zou kunnen lopen op 1 januari 2025. De tegenwoordigheid van geest om op nieuwjaarsmorgen om 03:30 uur de stukken te reserveren – op dat tijdstip was ik de vijfde persoon die een CABR-aanvraag indiende. In het Nationaal Archief was er het speuren in twee dikke inventarissen naar de naam Sonja de Jongh. Het vinden van de naam Sonja de Jong, zonder h, in één zin op één pagina in die dikke, dikke dossiers. De ontdekking dat Sonja de Jongh ook nog ondergedoken had gezeten op de Veluwe. Het idyllische beeld dat oprees van Joodse onderduikers die om 8 uur ’s avonds een praatje kwamen maken bij de waterpomp op het erf van de boerderij. Het beeld van de Amsterdamse werkster die dit schouwspel zag vanuit de bovenkamer van haar vakantiehuisje. De ontdekking dat Sonja de Jongh was verraden.
Er was de vraag of Sonja de Jongh veilig was geweest in dat ondergrondse hol op de Veluwe. Of de drie jongemannen en de man die daar bij haar waren haar hebben beschermd. Of zij niet was misbruikt. Er waren tranen om Sonja de Jongh. Er was woede op de vrouw die haar heeft verraden. Er was verdriet dat Sonja Herman de damgrootmeester nooit beter heeft kunnen leren kennen. Er was de hoop dat Sonja op de Veluwe een mooie laatste zomer had, met gesprekken, verhalen en het vredige getjilp van vogels. Er was spijt dat Sonja zich niet heeft kunnen ontwikkelen tot de mooie, intelligente vrouw die ze had kunnen worden. Er was de verre verwant die me bedankte en zei: “Nu kunnen we ook Sonja herdenken.” En er is de dankbaarheid dat Sonja de Jongh herdacht zal blijven worden op het Erasmiaans Gymnasium.
Lees het verhaal van Sonja de Jongh op de website van het Erasmiaans Gymnasium.
Anne Schram Ouweneel (eindexamenjaar 1990) nam het initiatief voor het project Erasmiaanse Namen. Dit is een meerjarig educatief project waarbij leerlingen van het Erasmiaans Gymnasium historisch onderzoek doen naar de oorlogsslachtoffers van hun eigen school. Rondom de Dodenherdenking worden de resultaten van het onderzoek op school tentoongesteld. Erasmiaanse Namen is een project van Stichting Sanderling in samenwerking met het Erasmiaans Gymnasium.