Sinds kort geef ik examentraining Nederlands. Afgelopen weekend was ik samen met een leerling druk bezig met een lastige tekst, waarin wintersporters vergeleken werden met de zieken van vroeger, die naar een hooggelegen sanatorium afreisden om daar te genezen door schone lucht. “Weet je wat tbc betekent?”, vroeg ik haar. De leerling begon te lachen: “Ja, maar ik wist niet dat mensen vroeger helemaal naar de bergen gingen om te blowen!”
Vanaf het moment dat je geboren wordt, begint het al: je krijgt een nummer, je BSN. Op de basisschool ben je, vaak afhankelijk van je voorletter, leerling “zoveel” uit groep 7, op het Erasmiaans leerling 186 met startjaar 2017. Nummer 2017186 dus. Wanneer je gaat studeren krijg je een studentnummer, een reeks van zeven à acht cijfers die nog belangrijker is dan je achternaam: op een tentamen noteer je eerst je nummer, dan pas hoe je heet. Nu zijn dit slechts onschuldige voorbeeldjes. Duik je iets dieper de geschiedenis in, zie je dit fenomeen op veel gruwelijkere wijzen terugkeren. Denk bijvoorbeeld aan het brandmerken van tot slaaf gemaakten met de voorletters van hun eigenaar, of het tatoeëren van een cijferreeks bij gevangenen in concentratiekampen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hoewel het in de context van bijvoorbeeld een school of universiteit heel handig kan zijn om cijfer- en letterreeksen te gebruiken in plaats van ieders naam, moeten we oppassen dat dit in het dagelijks leven niet de standaard wordt. Door mensen te zien als nummer, reduceer je individuen tot een anonieme statistiek.
Afgelopen zomer ben ik begonnen aan een bachelor aan de TU Delft. Na het terugkrijgen van een cijfer, ontploffen de groepsapps al snel over de statistieken, een grafiekje van de cijferdistributie dat door de professor wordt gedeeld. Wat was het gemiddelde? Beter of slechter dan vorig jaar? Hoeveel mensen hadden een 8? Hoe heb ik gescoord ten opzichte van de rest? Vergelijkbaar met hoe dit er op het Erasmiaans aan toe ging wanneer iedereen direct de resultaten besprak, verandert je gevoel over het behaalde resultaat al snel. Die 6,8 waar je eerst zo blij mee was, wordt al snel een magere voldoende, je realiserend dat zestig procent van je medestudenten tussen de zeven en de acht heeft gescoord. Dit is een simpel voorbeeld van een manier waarop we onszelf heel onbewust reduceren tot een cijfer. Je haalt een zes, voelt je ondergemiddeld, zonder stil te staan bij allerlei factoren die tot deze cijfers hebben geleid. Jij was een weekend ziek, en hebt de verjaardag van je oma gevierd (en het erg laat gemaakt). Bovendien is wiskunde nooit je sterkste vak geweest, maar heb je toch die zes mooi binnengesleept. Anderzijds heeft die meid met een zeven er juist keihard voor geblokt en was ze teleurgesteld om “slechts” een zeven te halen. Hoewel dit heel basaal klinkt (wat boeien die cijfers over een paar jaar nog?) is dit in de kern waar “het wegcijferen” van mensen om draait. We vergeten allemaal dat het gaat om echte personen met een eigen leven naast hun opleiding, in plaats van een grafiekje dat we via de mail binnenkrijgen. Dat student 6247597 een onvoldoende heeft gehaald, omdat zijn kat de dag voor het tentamen is overleden, is echter in geen enkele tabel of grafiek weergegeven.
Dit principe zie je op veel grotere schaal ook in de politiek voorkomen. Wanneer het huidige kabinet-Schoof het heeft over de zogeheten asielcrisis, horen we slechts termen als “asielplaag” en “vluchtelingenstromen”, die direct een negatief beeld en vooroordelen teweeg brengen. Er wordt gesproken over miljoenen mensen die Europa overspoelen, cijfers die vaak compleet uit context worden getrokken. Ditzelfde zien we wanneer er gesproken wordt over het Israël-Palestina conflict. Bizarre gegevens als “negentig procent inwoners van Gaza ontheemd” of berichtgeving over het aantal slachtoffers aan beide kanten, zijn slechts betekenisloze cijfers geworden. We zien nauwelijks meer dan een objectief getal. Een statistiek die niets meer is dan een woord in zwarte letters op een wit scherm. Een term die niet in staat is de emoties, herinneringen, verhalen en pijn van deze talloze mensen te vangen. Komt dat even goed uit voor veel politici die een eenzijdig beeld proberen te schetsen. Een ander voorbeeld is de langstudeerboete die het kabinet graag zou willen invoeren. Er wordt gerekend op zo’n 95.000 langstudeerboetes per jaar (285 miljoen euro voor de staatskas). Lees: 95.000 studenten met of zonder studieschulden, burn-outklachten, prestatiedruk en sociale levens. Lekker makkelijk!
Hoewel ik niet zeg dat dingen als leerlingnummers en BSN’s (gezien hun practische aard) compleet afgeschaft moeten worden, lijkt het me zinnig om soms verder te kijken dan die cijferreeks. Wat mij van het Erasmiaans goed bijstaat is juist de persoonlijke aandacht die er voor iedereen is. Het feit dat je in de eerste klas door mevrouw Bovenberg wordt aangesproken met je voornaam, alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat ze al weet wie je bent, voor je ooit gesproken te hebben. Het telefoontje en de beterschapswens van de administratie wanneer je tien minuten te laat bent voor je eerste les en ziek thuis blijkt te zijn. De tientallen docenten die altijd open staan voor een goed gesprek en oprechte interesse hebben in hoe het met je gaat. Ik denk dat ons welbekende motto, Ex Pluribus Unum, op een grotere schaal toegepast zou moeten worden. Laten we ieders individuele talenten, emoties en verhalen niet zomaar verhullen door er een cijfer op te plakken. Samen staan we een stuk sterker, juist wanneer je van ieders unieke vaardigheden gebruik weet te maken. Van een beetje empathie en interesse is de wereld immers nooit slechter geworden.
Delft, Rotterdam, Nijmegen, Leiden of toch Groningen? Universiteit of liever hbo of mbo? Ga je bij een vereniging, en zo ja, welke dan? Op kamers, ja of nee? En weet je zeker dat je dit jaar al wilt studeren en geen tussenjaar neemt? Om niet eens te beginnen over hoe ingewikkeld DUO, Studielink en alle mailtjes van de universiteit zijn. Tijdens mijn hele tussenjaar heb ik net als vele andere Erasmianen, die dit jaar eindexamen hebben gedaan, tegenover dit soort vraagstukken en problemen gestaan. Naast de vele beslissingen die er gemaakt moeten worden, spelen er ook andere dingen in ons leven. Je bent net (of bijna) achttien jaar en krijgt een heleboel nieuwe verantwoordelijkheid op je bordje. Wat je na de zomer te wachten staat weet je niet, en belangrijker nog, wie je na de zomer te wachten staat, weet je ook niet. Waar vijf dagen per week de grootst mogelijke afstand tussen jou en je vrienden de afstand tussen lokaal 004 van Kramer en lokaal 227 was, verspreiden jullie je nu als een koffievlek over Nederland (en wie weet wel verder). Dat is eng.
KolderdagExamenborrel
Het moment dat het voor het eerst tot me doordrong dat we allemaal een andere kant op zouden gaan, herinner ik me nog goed. Het was Koningsdag 2023 en ik was met een van mijn goede vriendinnen op een feest van Augustinus, voor haar een voorproefje op het studentenleven in Leiden. Na een lange middag feest, barstten we beiden middenin een pizzeria in tranen uit. Het magische studentenleventje dat nog heel ver weg leek, werd ineens heel echt en de realisatie dat we niet wisten hoe alles zou gaan lopen kwam flink binnen. Hoewel je weet dat je de leukste jaren van je leven gaat hebben, moet je ook afscheid nemen van je jonge jaren op het Erasmiaans, die tót dat moment op hun eigen manier de leukste van je leven waren.
Tips en tricks voor hospiteeravonden, brakke vrijdagen en het leren voor alle tentamens kan ik jullie nog niet geven. Wat ik jullie wel kan vertellen, is dat je je geen zorgen hoeft te maken. Het feit dat de voordeur sluit, hoeft niet te betekenen dat de achterdeur niet nog op een kiertje staat. Zelfs na mijn jaar in het buitenland was het eerste avondje met iedereen in Nederland weer als vanouds. Dezelfde stomme grappen die gemaakt werden door dezelfde geweldige mensen om me heen: daar hoef je elkaar niet dagelijks voor te spreken. Er staat alweer een datumprikker in de groepsapp voor ons maandelijkse etentje, en de stedentripjes van deze zomer zijn al geboekt. De mensen waar je zo’n groot deel van je tienerjaren mee hebt gespendeerd, zijn niet zomaar van de aardbodem verdwenen wanneer ze naar een andere stad verhuizen. En die wereld die nu ontzettend groot lijkt, is toch een stuk kleiner dan je denkt.
Voor alles wat er de komende maanden komen gaat heb ik totaal geen zenuwen meer. De kans is groot dat mij dat het vreemde eendje in de bijt maakt, maar misschien ben ik daarom juist de persoon die nieuw licht op de situatie kan schijnen. Zes jaar geleden, toen we op z’n Erasmiaans werden geïnaugureerd en voor het eerst onze klasgenoten ontmoetten, stuk voor stuk jong, onzeker en onwetend, stonden we allemaal met knikkende knietjes in een grote kring ons voor te stellen. Ik durf er mijn hand voor in het vuur te steken dat geen van ons had voorzien wat een mooie tijd we zouden beleven met zo’n fantastische groep mensen. Nu ik terugkijk op dit soort momenten, kom ik al snel tot de conclusie dat die spanning nergens voor nodig was; we zijn allemaal op onze pootjes terecht gekomen.
Dat was ‘m dan mensen, je middelbare schooltijd! Het Erasmiaans hebben we nu wel uitgespeeld, dus is het tijd voor nieuwe plekken, nieuwe mensen en nieuwe ervaringen. Het is einde van een tijdperk, een verlossing die voor sommigen niet snel genoeg kon komen, het begin van je grotemensenleven. Althans, je bent nu meer een soort puber met verantwoordelijkheden. Aan iedereen voor wie dit stuk niet voelt als een trip down memory lane, maar harde realiteit is, wil ik het advies geven dat ik graag aan elfjarige Rosalie had willen meegeven, hetzelfde advies dat ik mezelf nu wéér geef: Maak je niet zo druk. Vergeet er vooral niet van te genieten.
Alle wegen leiden naar Rome. Eind oktober afgelopen jaar, ook die van mij. Tijdens de Romereis in 2021 kwam ik al snel tot de conclusie dat deze stad te bijzonder was om er slechts zes dagen te spenderen, dus leek het me zinnig om er een tijdje te gaan wonen. Italiaans leren, iedere dag pasta eten, alle musea uitspelen, spritz drinken in het zonnetje, mensen ontmoeten van over de hele wereld; zeggen dat ik me hier prima vermaak is zacht uitgedrukt.
Rosalie Boddé op een feestje, uiterst rechts.
Toch weet ik, wanneer iemand me vraagt hoe het Romeinse leventje bevalt, vaak niks anders te zeggen dan dat Rome net zo mooi is als ze altijd al geweest is. Het voelt hier welkom, warm en iedere dag sta ik er opnieuw van versteld dat ik met mijn 17 jaar terecht ben gekomen op een plek die niet voor niets “De Eeuwige Stad” wordt genoemd. Om dagelijks langs plekken te lopen vanuit waar een paar duizend jaar geleden een wereldrijk is ontstaan, waar geschiedenis is geschreven, dat is een onbeschrijflijke ervaring, die ik toch op papier ga proberen te zetten.
In het Italiaans wordt het woord ‘klein’ (piccolo), iets anders gebruikt dan in het Nederlands. ‘Klein’ houdt namelijk niet alleen fysieke omvang in, maar kan ook met leeftijd te maken hebben. Zo is mijn broertje, die een flinke twintig centimeter langer is dan ik, hier toch mijn ‘kleine’ broertje, en ben ik, ondanks dat ik zelfs naar Italiaanse maatstaven niet als lang word beschouwd, ‘grote’ zus. ‘Piccola’ is hoe ik me hier voel.
Ik ben slechts een stille bewonderaar op de plek waar Romulus en Remus op de oever zijn beland, waar Julius Caesar om het leven is gebracht, waar Augustus de Pax Romana creëerde en waar in de honderden volgende jaren talloze kunstenaars de verhalen en gebeurtenissen uit deze tijd hebben geprobeerd vast te leggen. Op iedere hoek van de straat vind je iets bijzonders, of het nu gaat om een gebouw in de barokke stijl, een kerk die vanbinnen stiekem spectaculair is, of een op het eerste gezicht lelijk standbeeldje, dat blijkt te behoren tot een van de sprekende beelden van Rome. Het is wandelen door een geschiedenisboek, waarin je slechts ademloos kunt toekijken.
Mijn favoriete museum blijft de Galleria Borghese. Als gymnasiast in hart en nieren gaat mijn hartje daar sneller kloppen, en dan met name van de Bernini’s. De manier waarop Bernini een compleet verhaal kan vertellen en zoveel emoties kan uitdrukken met een onbeweeglijk beeld, is bewonderenswaardig. Het is alsof marmer tot leven komt, alsof hij de tijd even heeft stilgezet. Het vastleggen van die eeuwenoude verhalen, lijkt me de essentie van wat Rome als stad inhoudt.
Tijd is vergankelijk. Wat niet wordt gedocumenteerd, wordt na verloop van tijd onherroepelijk vergeten. Doordat Bernini, en samen met hem vele andere kunstenaars en schrijvers, de verhalen van bijvoorbeeld Daphne en Apollo en de Roof van Persephone heeft uitgebeeld, heeft hij van een vergankelijk verhaal iets onvergetelijks gemaakt, en tegelijkertijd ook zichzelf een plekje in de geschiedenis gegeven. Rome zelf is net zo: het is een constante herinnering aan het verleden. We leven, wonen en werken tussen de restanten van een vergaan wereldrijk, wat de stad zelf het levende bewijs maakt van wat ze duizenden jaren geleden was.
De Romein zelf lijkt zich niet altijd bewust te zijn van de schoonheid van de stad. De afgelopen paar maanden heb ik een baantje gehad als barista op Piazza Navona. Hoewel ik gemiddeld vier keer per week dit piazza overstak en vervolgens urenlang espresso’s serveerde met uitzicht op het plein, is de aanwezigheid van de prachtige fonteinen en de Sant’Agnese in Agone nooit vanzelfsprekend geworden. In mijn fotogalerij staan tientallen foto’s, allemaal op een andere dag vanuit net een andere hoek genomen. De Romeinen daarentegen lopen er voorbij zonder op of om te kijken. Of het gewenning is of onwetendheid weet ik niet, maar ik kan me niet voorstellen dat het ooit minder bijzonder wordt voor ieder die ooit geraakt is door deze kunstwerken. Zoals het gezegde in het Italiaans luidt: “La bellezza è negli occhi di chi guarda.”
Op het moment van schrijven, ga ik het kleine leventje dat ik hier in een half jaar heb opgebouwd alweer bijna moeten achterlaten. Over drie weken ga ik namelijk samen met een vriend op reis door Italië. Twee maanden, die wij inmiddels hebben omgedoopt tot onze “Giro d’Italia”. Kleine meisjes worden nu eenmaal groot, en ook aan dit tussenjaar, hoewel acht maanden voor vertrek klonk als een eeuwigheid, komt langzaam een einde. Hoe ik het gehad heb in Rome? Geweldig, Rome is nog net zo mooi als ze altijd al geweest is.
Rosalie Boddé is oud-leerling (2023) van het Erasmiaans Gymnasium en trots lid van Semper Floreat.