Door: Pieter Hoogenraad

Wat wisten wij, leerlingen van het Erasmiaans Gymnasium in de jaren zestig, van de oorlogsjaren van onze docenten? De Duitse bezetting hadden zij allen meegemaakt. Hoe waren ze die tijd doorgekomen? Waren ze ‘goed’ geweest of ‘fout’ of hadden ze zich gewoon gedeisd gehouden? En nog indringender, hoe had Boas de Holocaust overleefd? Het waren vragen die wij niet stelden en onze docenten spraken er niet over. Wij wisten het niet. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik enige tijd geleden in het boek Bob de Geus 1923-1999, De Oorlogsjaren van een jonge Hilversumse verzetsstrijder van Leo Pauw de naam tegenkwam van Niek van der Blom. Onze rustige, bedachtzame leraar oude talen bleek een belangrijke rol te hebben gespeeld in het verzet. Iets waarover hij nooit had gesproken. Na die ontdekking wilde ik meer weten over het verzetsverleden van ‘onze mijnheer Van der Blom’. Hieronder het resultaat van mijn speurtocht met speciale dank aan de hulp die ik daarbij kreeg van zijn kleindochters Henriëtte (Oxford) en Ida (Kopenhagen).

Het moet in maart of april 1943 zijn geweest dat Niek van der Blom werd aangesproken door Henk de Jonge. Niek was ongetwijfeld verbaasd hem na zoveel tijd weer in Amsterdam te treffen. Hij kende hem van de Vrije Universiteit. Henk was daar na zijn diensttijd gaan studeren maar was er sinds juli 1942 niet meer gezien. Er werd gefluisterd dat hij in Londen zat. Dat vermoeden klopte, De Jonge was een van de Engelandvaarders. Hij had zich na aankomst in het Verenigd Koninkrijk bij het Nederlandse Bureau Inlichtingen (BI) gemeld. Daar was hij getraind om terug te gaan naar Nederland om in het bezette vaderland inlichtingen te verzamelen van militaire en economische aard over de Duitse aanwezigheid. De Jonge kreeg de codenaam Albrecht. De nieuwbakken geheimagent landde op 11 maart 1943 aan een parachute bij het Drentse Hooghalen. Spoedig na zijn aankomst begon hij met het zoeken naar medewerkers. Albrecht zocht die in eerste instantie bij oude vrienden en bekenden die in militaire dienst waren geweest en die hij had ontmoet aan de VU. Zo benaderde hij ook Niek van der Blom, die klassieke taal- en letterkunde studeerde aan deze reformatorische universiteit.

Nicolaas van der Blom werd op 7 april 1917 in Gorinchem geboren. In 1929 ging hij naar het gymnasium in Dordrecht waar hij een klasgenoot was van zijn latere collega Arie Baan. Twee jaar later verhuisden zijn ouders naar Rotterdam waar Niek zijn schooltijd vervolgde aan het christelijke Marnix Gymnasium. Daar behaalde hij in 1935 het diploma gymnasium alpha. Niek groeide op in een gereformeerd gezin. Ook hij voelde zich aangetrokken tot de leer van Calvijn. Het was dan ook vanzelfsprekend dat hij ervoor koos zijn studie oude talen aan de Vrije Universiteit te volgen. Daar liep hij college en deed er examen met een onderbreking van 1939 tot 1940 in verband met zijn militaire diensttijd. In 1943 kwam er echter een abrupt einde aan zijn studietijd. In maart van dat jaar verplichtten de Duitsers de universiteiten hun studenten een loyaliteitsverklaring te laten tekenen. Daarin moesten zij plechtig beloven zich te zullen onthouden van iedere tegen de Duitse of Nederlandse overheid gerichte handeling. Vele studenten aan de VU weigerden de verklaring te tekenen. Zij moesten zich melden bij de Sicherheitspolizei. Van degenen die daaraan gevolg gaven, werden er vijftig in het kader van de Arbeitseinsatz naar Duitsland gestuurd. De maatregel was aanleiding voor het bestuur van de Vrije Universiteit hun alma mater met ingang van 12 april 1943 te sluiten.

De troebelen aan de universiteit vonden plaats in een periode dat Niek wel wat anders aan zijn hoofd had. Het waren zijn wittebroodsweken. Een paar jaar eerder had hij Erna leren kennen. Ernestina Henriëtta Corbeth, zoals zij voluit heette, woonde in Rotterdam bij haar ouders. Zij had daar een baan als boekhouder en verdiende wat bij als pianolerares. In de weekenden kwam Niek naar Rotterdam waar ze elkaar op zaterdagavond ontmoetten. Op zondag bezochten ze met haar ouders de gereformeerde eredienst. Het klikte tussen hen beiden en Niek en Erna trouwden in februari 1943 in het gebombardeerde Rotterdam. Zijn moeder en zus Francien – aldus het verhaal dat gaat in de familie – waren twee dagen te voet onderweg om vanuit Amsterdam, waar zij woonden, via Gouda bij de trouwpartij te komen.

Lang kreeg Niek niet de tijd om van zijn bruidsdagen te genieten. Al spoedig na zijn trouwen benaderde Albrecht hem om zich aan te sluiten bij de spionagegroep die hij bezig was te formeren. Het verzetswerk zal Niek niet onbekend zijn geweest. Verzet tegen een goddeloze overheid paste binnen de leer van Calvijn, die daar onder strikte voorwaarden zelfs toe opriep. Studenten en medewerkers aan de VU waren actief in de illegale pers. Vrij Nederland was oorspronkelijk een initiatief uit reformatorische kring. En in 1942 richtte een groep orthodox protestantse verzetsmensen na een conflict binnen de redactie van die krant het nieuwe blad Trouw op. Onder de studenten circuleerde het landelijke verzetsblad De Geus.

Het beroep dat Albrecht deed op Niek was niet tevergeefs. In mei bestond de Groep Albrecht, zoals deze al spoedig werd genoemd, uit circa twintig mensen waartoe ook Niek behoorde. Hij kreeg aanvankelijk de schuilnaam H0G7 die later werd veranderd in het gemakkelijker te hanteren Frank. Albrecht selecteerde streng bij de samenstelling van zijn groep. Hij wierf zeker in de begintijd vooral jonge hoogopgeleide mannen, aanvankelijk van de VU maar daarna ook van andere universiteiten en hogescholen. De leden moesten zowel fysiek als mentaal aan hoge eisen voldoen. De Albrechtleden leerden bij hun opleiding scherp te observeren. Ze maakten zich de organisatie eigen van het Duitse leger, de marine en de luchtmacht. Aan de hand van uniformen en uitmonstering moesten ze kunnen vaststellen tot welke eenheid een militair behoorde. En natuurlijk was het herkennen van de Duitse bewapening belangrijk. Onder leiding van Albrecht ontwikkelde de groep zich voorspoedig. De pas geworven spionnen begonnen vanuit het niets, maar al in september waren ze in grote lijnen bekend met de militaire situatie in het land. Het kustgebied van Holland en Rozenburg hadden ze gedetailleerd in kaart gebracht. Het jaar daarop slaagde de groep erin steeds meer inzicht te krijgen in de Duitse troepenstructuur, het transport en de kustverdediging. En in het laatste oorlogsjaar waren de verschillende onderdelen van de groep in staat hun informatie over het Duitse leger rechtstreeks aan de geallieerde onderdelen door te geven. De Groep Albrecht bestond toen inclusief vaste contacten en koeriers uit ca. 800 medewerkers. Na de bevrijding werd de groep opgeheven. De medewerkers hadden toen in totaal 2065 rapporten uitgebracht en 250 schetsen. De Groep Albrecht wordt alom genoemd als de succesvolste organisatie in ons land op het gebied van het verzamelen van militaire inlichtingen tijdens de bezetting.

In juli 1943 had Albrecht op acht plaatsen in Nederland verkenners gestationeerd. Zij behoorden tot het tweede echelon onder de top, die bestond uit Albrecht en drie van zijn getrouwen. Frank was een van die acht en kreeg als regio het Gooi aangewezen. Het Gooi bekleedde een bijzondere positie binnen de Duitse krijgsmacht. In 1943 had namelijk General der Flieger Friedrich Christiansen, Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden, zich met zijn staf in Hilversum gevestigd. Christiansen, de hoogste Duitse militair in ons land, resideerde lange tijd in het beroemde raadhuis van architect Dudok. Maar in de loop der tijd streken de generaal en zijn staf neer in de chique villawijk de Trompenberg. Op geregelde tijden reed Frank op zijn fiets door dit gebied om daar de Duitse eenheden in kaart te brengen. Al spoedig merkte hij echter dat het werk hem boven het hoofd groeide. Hij wendde zich daarom tot het hoofd van het Hilversumse verzet met het verzoek om ondersteuning. Deze wees hem twee energieke jonge Hilversummers toe die zich al eerder in het plaatselijke verzetswerk hadden bewezen: Bob de Geus en Eli Millenaar. Frank sleepte Bob en Eli dagelijks mee op de fiets door het Gooi en liet hen dan schetsen maken van situaties en insignes die zij opmerkten. Hij was begonnen een kaart van Hilversum te tekenen en had daar al een gedeelte van klaar. Bob en Eli kregen als taak telkens een deel van de stad te verkennen en dat op deze kaart aan te vullen. Met de bevlogenheid waarmee hij later als docent zijn leerlingen de stamtijden zou bijbrengen, leerde Frank zijn Hilversumse pupillen de Duitse troepen aan hun uitmonstering te herkennen. ‘Een hele klus,’ zou Bob de Geus later erkennen. Hij kreeg de codenaam Arend en ontpopte zich al spoedig als een toegewijde spion. Na het vertrek van Frank uit het Gooi werd Arend zelfstandig verantwoordelijk voor deze regio. Hij bleef tot het einde van de oorlog actief in het Gooi. De Hilversumse spion zou het ver brengen. Hij werd na de oorlog beroepsmilitair en eindigde zijn indrukwekkende loopbaan als Inspecteur Generaal van de Krijgsmacht met als standplaats De Zwaluwenberg in Hilversum.

Uit veiligheidsoverwegingen maakte Niek gebruik van een vals persoonsbewijs. Maar blijkbaar was dat van onvoldoende kwaliteit want bij een controle in april 1944 werd geconstateerd dat het om een falsificatie ging. Het feit dat hij illegale bladen bij zich had maakte het er voor hem niet beter op. Niek werd gearresteerd en zat van 17 april tot 22 mei vast in het Oranjehotel in Scheveningen. Vandaar werd hij overgebracht naar Kamp Amersfoort. Het zag er somber voor hem uit. Maar door een administratieve fout van de Duitsers kwam hij ‘wonderlijk-gelukkig’, zoals hij het later zelf zou noemen, nauwelijks een maand later weer vrij. Om te voorkomen dat hij opnieuw zou worden opgepakt, dook Niek onder bij de moeder van Erna in Rotterdam. De Duitsers, die inmiddels in de gaten hadden dat er iets verkeerd was gegaan, zochten hem bij zijn ouders in Amsterdam. Binnen de familie gaat het verhaal dat zijn vader bij de komst van de Sicherheitspolizei als afleidingsmanoeuvre een stuk karton pakte en daarop schreef dat zijn zoon zich moest melden. Dat bord zette hij pontificaal op de schoorsteen. De Duitsers dachten dat hij gek was en dropen onverrichter zake af. Niek bleef tot de bevrijding ondergedoken. Zijn onderduik was niet zonder tragiek. Midden in de Hongerwinter werd Louis, Nieks eerste zoontje, geboren. Het kind had een stuitligging en bij de bevalling traden er complicaties op. De kleine Louis had een zwakke gezondheid en kwam er nooit meer bovenop. Hij zou zes weken oud in januari 1945 overlijden. Niek en Erna brachten hem op een platte kar in een klein kistje naar het familiegraf.

Ondanks de zorg om zijn zoontje bleef Frank actief in de Groep Albrecht. Zijn superieuren constateerden dat het echte verkenningswerk hem niet zo lag. Hij behoorde niet tot de mannen die zich in het Sperrgebiet waagden om daar de vijandelijke eenheden in kaart te brengen. Of die zogenaamd per ongeluk een Duits officiershotel binnenliepen om een indruk te krijgen van de hogere echelons die daar verbleven. Het administratieve werk, het opstellen van de rapporten die naar Londen of de geallieerden werden verzonden, lag hem beter.

In januari 1945 werd Frank overgeplaatst van het Gooi naar de noordelijke sector van de Achterhoek. Hij werd daar sectorleider en ondersteunde ‘Gerrit’. De Duitsers waren erop voorbereid dat de geallieerden daar na de winter een aanval zouden doen. Ze hadden dan ook op strategische plekken versterkingen opgericht en hielden een sterke troepenmacht paraat. Het was daarom van belang in die regio een ervaren bezetting van de Groep Albrecht op de been te hebben. Hun taak was het de Canadese en Britse troepen van informatie over de Duitse troepen en hun stellingen te voorzien. Mede dankzij een geheime telefoonverbinding met het gebied achter de geallieerde linies waren Frank en zijn mannen daarin zeer succesvol.

Met de Duitse capitulatie in mei 1945 kwam er een einde aan de activiteiten van de Groep Albrecht en aan die van Frank. Frank werd weer Niek van der Blom en studeerde in 1946 af in de klassieke taal- en letterkunde aan de Vrije Universiteit. Al voor zijn afstuderen werd hij in december 1945 leraar oude talen aan het Amsterdamsch Lyceum. In januari 1951 verruilde hij de hoofdstad voor Rotterdam om les te geven aan zijn oude school, het Marnix Gymnasium. Aan die school bleef hij nog tot 1962 voor enige lessen verbonden. In oktober 1951 kreeg de jonge classicus een aanstelling aan het Erasmiaans Gymnasium waar hij tot zijn pensioen op 1 augustus 1982 bleef werken als een gewaardeerd leraar oude talen, schoolbibliothecaris en schoolhistoricus. Velen kenden hem ook als vooraanstaand Erasmuskenner, die vele publicaties over de naamgever van zijn gymnasium het licht liet zien.

Nooit vertelde ‘mijnheer Van der Blom’ in de klas over zijn verzetsverleden. De school moest het doen met een enkele zin in zijn curriculum vitae dat hij enige maanden voor zijn pensioen in 1982 opstelde. Daarin maakte hij melding van zijn lidmaatschap van de Groep Albrecht en zijn internering in het Oranjehotel en Kamp Amersfoort. Thuis was het zijn kinderen lange tijd verboden over de oorlog te spreken. Pas toen de televisie in de jaren zestig van de vorige eeuw de serie De Bezetting van dr. L. de Jong uitzond, werd hij daarin wat soepeler maar dan nog met mate. Het duurde tot zijn pensionering, totdat hij bereid was zijn naaste familie over zijn ervaringen tijdens de Duitse bezetting te vertellen. Echter pas nadat die daar nadrukkelijk naar had gevraagd. ‘Vooral zijn arrestatie en de ondervraging in Scheveningen waren traumatische ervaringen geweest,’ herinneren zijn zoon Niek en zijn kleindochters Henriëtte en Ida zich. ‘Hij wilde het verleden achter zich laten. Maar hij vergat het nooit.’

Bronnen:
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), dossiers 190a. 249-0284 en 249-A0284 Groep Albrecht.
Correspondentie met familieleden van Niek van der Blom: Nicolaas van der Blom jr. (zoon), Henriëtte en Ida van der Blom (kleindochters) en Nelleke Okkerse (nicht).

Literatuur:
Abrahamse, Karin en Bram van de Schuyt, ‘Spionage in Hilversum, De Groep Albrecht 1943-1945’ in Eigen Perk 1999/2, Hilversum 1992.
Blom, N. van der, J. Smit en J. Spoelder, Florislegium, bloemlezing uit de Erasmiaanse, Rotterdamse en andere opstellen van drs. N. van der Blom, hem aangeboden bij zijn afscheid van het Erasmiaans Gymnasium, Rotterdam 1982.
Koedijk, P., J. Linssen en D. Engelen (red.), Verspieders voor het vaderland, Den Haag 1996.
Pauw, Leo, Bob de Geus (1923-1999). De oorlogsjaren van een jonge Hilversumse verzetsstrijder, concept 2022.
Rutgers, V. H. e.a., De Vrije Universiteit in oorlogstijd, Wageningen 1946.
Verzetsgroep Albrecht, Albrecht meldt zich, Wageningen 1946.
Werkgroep Herdenking mei ’40-45 en Werkgroep Beschrijving Hilversums Verzet, Hilversum onderdrukking en verzet 1940-1945, Hilversum 1985.

Illustraties:
1. Persoonsbewijs van Niek van der Blom, 1943.
2. Organisatieschema van de Groep Albrecht in augustus 1944. Frank, de codenaam van Niek van der Blom, is daarin verantwoordelijk voor het Gooi.
3. Spionagekaart van Hilversum die door de Groep Albrecht werd vervaardigd. Niek van der Blom begon daarmee en liet de kaart vervolgens afmaken door twee van zijn pupillen.
4. Niek van der Blom met zijn zuster Francien op een verhuiswagen in Amsterdam. Niek zit met zijn rug naar ons toe in een leren jas.